Week 20: Uit huis

Gepubliceerd op 22 mei 2022 om 12:10

Het volgende hoofdstuk in deze cyclus van een jaar schrijven gaat over uit huis gaan. In feite ben ik 3x uit huis gegaan. En keer om te gaan studeren, een keer om op mezelf te gaan wonen en de laatste keer om uit mijn geboorteplaats naar ver weg te verhuizen.

In het kader van mijn authentieke zelf weer te leren kennen, vind ik het een goed idee om in ieder geval de eerste twee te verkennen en uit te diepen. Met nog wat adem over misschien ook de laatste. De eerste keer was ik jong, onbewust en wist ik dat het in ieder geval tijdelijk was en niet voor 100% van de tijd. In de vakanties woonde ik weer gewoon thuis. De tweede keer had een heel andere beleving. Toen ging ik voor het echt weg. Om niet meer terug te komen.

De eerste keer was speciaal in die zin, dat ik meteen ging samenwonen. Dat zat een beetje raar in elkaar, als ik dat nu de revue weer laat passeren. Dat ik dat toen niet raar gevonden heb of tegen in opstand ben gekomen, dat snap ik nu eerlijk gezegd niet zo goed. Ik had destijds verkering. We gingen allebei tegelijk studeren. Wat is er nou leuker dan samen te studeren bij elkaar in de buurt. Dan konden we samen gaan wonen. Niet dat samenwonen nou precies de bedoeling was en ons werd gegund. Nee, het was eerder praktisch, handig en makkelijk. Probleem. Ik wilde journalistiek gaan doen, mijn vriendin iets heel anders. De opleiding die zij wilde gaan doen, werd niet gegeven aan de instellingen waar ik mijn oog op had laten vallen. Zij wilde studeren aan de HZ. Dus was het aan mij om een opleiding te kiezen, die ook aan die instelling werd gegeven, zodat we samen konden gaan wonen. De mogelijkheid om allebei de studie te gaan doen van onze goesting , dat was niet eens bespreekbaar. Waarom niet? Het idee dat ik op mezelf zou wonen op kamers bij allemaal vreemden, stond mijn ouders niet zo erg aan. Hoe moest ik mijzelf toch redden? Samenwonen kwam mijn ouders goed uit. Dan kon mijn vriendin ‘op mij passen en voor mij zorgen’. Alsof dat nodig was. Maar goed, dat wisten zij niet, en, tussen ons gezegd en gezwegen, dat weten zij nog steeds niet.
Dus ik koos ‘braaf’ een studie uit aan dezelfde instelling, zodat mijn vriendin en ik konden gaan samenwonen in een gemeubileerd en ingericht appartementje, wat in de zomervakantie voor het dubbele van wat wij betaalden werd verhuurd aan toeristen. Hoe makkelijk en handig kan het zijn?
Waarom hield ik mijn poot niet stijf en was ik toch journalistiek gaan studeren? Ik had toen, hoe ‘dwars’ ik ook kon zijn en hoe graag ik journalist wilde worden, waarschijnlijk onbewust wel al in de gaten, dat sommige gevechten met ouders gewoonweg niet konden gewonnen worden. Ook al was ik volgens de wet volwassen en vanuit dat oogpunt gelijkwaardig. Maar goed, zo hebben ze mij, en eigenlijk nog steeds, niet gezien: als volwaardig volwassen mens die zelfstandig in staat is om zijn eigen beslissingen te nemen. Waarschijnlijk was het anders geweest, als mijn beslissingen in de lijn lagen van hun eigen ideeën. In hun ogen heb ik nooit de puberteit verlaten, wat ‘je bent pas volwassen, als je doet en denkt zoals wij doen’. Nu ik dit zo herschrijf, bedenk ik me opeens dat een van hun standaard opmerkingen is, wanneer ik of iemand anders iets doet wat niet strookt met hun visie: ‘dat doen wij toch ook niet’. Iedereen die anders doet dan zij doen, ‘moet zijn verstand nog krijgen’, dus wat dat betreft weet ik inmiddels wel dat het niet aan mij ligt. Die opmerkingen heb ik lange tijd wel zo persoonlijk opgenomen en soms zelfs ook zelf gebezigd wanneer ik goed boos was over iets. Maar dat niet geheel terzijde.

Mijn vriendin zou dus op mij moeten passen in de tijd dat we van huis waren, zondagavond tot vrijdag in de achtermiddag. Dat was hun insteek bij het samenwonen. Niet het leuke maar het praktische. Het mooie is echter, dat ik kookte, afwaste en de boodschappen deed. En dat deed ik graag en goed. Schoonmaken was niet zo’n punt, gezien de grootte van het onderkomen. Ik woonde er graag. De blok met appartementen en huizen bestaat tegenwoordig niet meer. Ik ben er nog eens terug gaan kijken, maar het zag er heel anders uit. Ik bewaar er, ondanks dat het op het laatst tussen mijn vriendin en mij niet meer liep, goede herinneringen aan.
Problemen met van huis zijn, had ik helemaal niet. Het van huis zijn voelde voor mij als een verlichting. Er viel een last van mijn schouders. Daar was het leven leuk, niet zwaar zoals thuis. Thuis moest ik voldoen aan regels en voorwaarden. Zo moet je het zeker wel doen, maar zo mag je het NOOIT doen. Daar was midweeks geen sprake van, samenwonend met mijn vriendin. De overgang was niet groot. Het ging als vanzelf. Ik kan me niet heugen dat ik mij verloren heb gevoeld of niet wist wat of hoe ik iets moest doen. Ik had mijn draai vrij snel gevonden.
De last die midweeks van mijn schouders viel, bouwde zich in het weekend niet terug op, want ik was in de weekeinden vaker niet dan wel thuis. Heel illustrerend daarvoor, voor wat betreft het opbouwen van de last, is dat de ‘chronische’ ziekte tijdelijk gewoon verdwenen was. Terug voltijds thuiswonend, kwam het weer terug alsof het nooit was weggeweest. Maar ook dit niet geheel terzijde.

De tweede keer uit huis was dus voor het echt. Ook die overgang ging heel organisch en van zelf. Niet plotseling, tenminste niet voor mij. Iemand die ik kende, ging samenwonen dus kwam haar huurwoning vrij en die heb ik kunnen overnemen. Een paar weken tevoren was de situatie nog uitzichtloos en ineens kwam de kans voorbij om weer op mezelf te gaan wonen, en die nam ik aan zonder aarzelen.

Ik heb ook hier geen gewenningsperiode gehad. Ik verhuisde naar een andere wijk en was voor een groot deel onder het controlerend oog van mijn ouders uit. Tenminste ik dacht er onder uit te zijn, maar dat was niet helemaal zo, want mijn ouders moesten, MOESTEN, mijn huis komen poetsen iedere week. Wassen en strijken hoefde ik ook niet te doen, want dat ‘kunnen mannen toch niet goed genoeg’. Aan de andere kant zullen ze, daar ‘vertrouw’ ik ze goed genoeg voor, heus wel hier en daar een ‘spion’ hebben gehad, die mij in de gaten hield.

Het was onderhand wel al eens tijd. Nog net geen 28 en dan nog thuis wonen, was niet per se gezond. Zeker niet onder de omstandigheden, waarin ik leefde. Ik hoopte dat mijn ouders, nu ik zelfstandig ging wonen, mij in een ander licht gingen zien. Ik koesterde de ijdele verwachting dat ze mij niet meer zouden beschouwen als een veredeld huisdier, wat in hun ogen zo afhankelijk was, dat ze wel moesten zorgen, daar konden ze niet onderuit. Als een volwaardig volwassen mens door hen gezien en erkend worden, dat was mijn streven. Dat streven heeft mij uiteindelijk heel wat verbittering opgeleverd. Ik zag toen gewoon nog niet in dat die specifieke erkenning een onmogelijkheid zou zijn.

Ik was er aan toe om op mezelf te gaan, maar was ik echt goed voorbereid? Ik was van de gedachte van wel. Maar hoe langer ik de tijd neem om er over na te denken, hoe minder overtuigd ik ben. In die eerste jaren is er gewoon niets fout gegaan. Ik heb me niet in mijn vingers gesneden, of andersoortige ongelukken gemaakt. Ik was eigenlijk niet goed op de hoogte gebracht over hoe zelfstandig praktische problemen op te lossen. Als ik er dan eens, zoals nu, bij stil sta, is dat best wel raar. Stel ik had daadwerkelijk in mijn vingers gesneden tijdens het koken, ik had niet goed geweten wat te doen. Misschien was dat de reden dat ik in die periode nooit uien wilde eten. Het snijden van een ui was later een paar keer de directe aanleiding van het in mijn vingers snijden.

Het op mezelf gaan wonen was heel belangrijk voor mij. Het was eigenlijk al een doel op zich. Ik geloof niet dat ik veel verder dacht. Eindelijk leven op mijn manier, op mijn tijd, zoals ik het wil. Meer specifiek dan dat is het nooit geworden. De eerste periode heb ik van het regisseren van mijn eigen leven enorm genoten en er ruim de tijd voor genomen. Een beetje een ritme vinden wat fijn voelde en dan zonder mankeren op cruise control verder leven.

Tegenwoordig verlang ik wel iets meer diepgang van en in mijn leven. Die cruise control tijd heb ik wel nodig gehad om los te komen van het ‘regime’ waaronder ik had geleefd voor bijna 30 jaar. Ik was er nog niet helemaal onder uit gekomen. Wassen en strijken en poetsen konden mannen toch niet goed. Daar was Amaya, die ik een jaar een half later leerde kennen, het niet mee eens en zij spoorde aan om ook die taken op te pakken zodat ik helemaal zelfstandig zou worden. Met wasmachine, droger en strijkbout gewapend ging ik enthousiast aan de slag. Na een paar weken er mee aan de slag te zijn, kwam de echte aap uit de mouw. Het bleek er niet om te gaan dat ik niet hóefde te poetsen, maar dat ik niet mócht poetsen. Ik kreeg op een gegeven moment een telefoontje waarin ik vriendelijk maar dringend werd verzocht om te stoppen met poetsen, zodat moeder het weer kon oppakken. En zo gebeurde, want dit was weer zo’n gevecht wat ik niet kon winnen. Een gevalletje ‘Laat maar’.

Helemaal onder de invloedssfeer was ik dus nog niet. Toen ik na de poetsaffaire een tijdje later naar ver weg verhuisde om te gaan samenwonen met Amaya, was ik in ieder geval fysiek onder de invloedssfeer uit. Het afscheid van thuis was wel erg tekenend. Met de gehuurde verhuiswagen, vol met mijn spullen, reden we nog even tot aan mijn ouders thuis. Ik stap binnen en zeg: “Nou, dan ben ik er mee weg.” Ik zou verwachten dat mijn verhuizing nogal wat emoties zou oproepen. Bij mij toch, ondanks alles, in ieder geval wel. Ik had ooit gezegd, dat ik mijn poes niet weg zou doen om te verhuizen, en dat je mij met geen stokken uit mijn geboorteplaats weg zou kunnen krijgen. Allebei gebeurde het toch.
Meer dan 100 kilometer verderop gaan wonen, was toch ook niet zomaar even verhuizen naar het naastgelegen dorp.
“Ja. Dat is goed dan, he?” Was het antwoord. Niet even opstaan, om succes en veel geluk te wensen of te knuffelen of zo. Gewoon op de stoel blijven zitten en niet bewegen. Alsof ik de avond erop gewoon kwam eten en avonds ging badminton spelen, zoals de gewoonte was op maandagen.
“Tot over een paar weken dan maar.”
“Jah.”
Dat was alles wat er uit kwam. Hoe raar is dat? Ik snapte er niks van. Hoe een afscheid is dat nou eigenlijk? Ga je zover weg wonen en alles wat er af kan is een magere ‘jah’.
Wat ik lang niet wist, en wat ze zelf nooit verteld heeft, was dat moeder een paar uur nadat ik was vertrokken, de telefoon helemaal nat heeft gehuild toen ze belde met de schoonouders. Dat dan weer wel.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.