Week 37: Wat ik wilde maar niet kreeg (of wat niet gebeurde)

Gepubliceerd op 18 september 2022 om 20:44

In mijn gezin van afkomst, was discussie, onenigheid, woorden of ruzie, niet gewenst. Iedereen moest het eens zijn met elkaar. Als dat niet lukte, dan werd er over gezwegen en het niet meer ter sprake gebracht. Ze zeggen wel eens dat iets onder het tapijt werd gestopt. Voor mijn gevoel lag er tegen dat ik op mezelf ging wonen, meer onder het tapijt dan erboven. Af en toe barstte er eens een bom, op een vrij onredelijke manier over iets gigantisch klein. Dat krijg je als je niet de moeite neemt om op tijd eens de lucht de klaren. Ik vind dat het beter even goed kan stormen en onweren, zodat de zon weer kan schijnen, dan dat het eeuwig bewolkt blijft zonder dat het regent.

Maar goed. Ik heb niet echt geleerd om een olifantenvel op te kweken. Ik heb wel het geheugen van een olifant, niet zijn dikke huid. Had ik er wel een gehad, dan had ik het pesten mij veel minder aangetrokken. Mijn ouders zijn nogal kort door de bocht in conclusies trekken, beter niet te veel tijd mee kwijt zijn en gewoon doorgaan alsof er niks aan de hand is. Het is onder het tapijt geschoven, dus niet te zien. Ik kwam er trouwens laatst achter dat ik niet de enige ben die zo behandeld word. In de vereniging waarvan ze deel uitmaken, zorgen ze er ook voor dat wanneer er iemand terug komt van ziekte, dat hem of haar vooral niet gevraagd wordt naar zijn operatie, of hoe het met hem of haar gaat. Heel tekenend. Omdat er geen discussies mochten zijn, werd mij niets in de weg gelegd. Ik wist dus ook nooit echt of ik iets goed deed ja of nee. Als iets in orde was, kwam er geen commentaar. Maar als het niet goed was, dan wordt er tegenwoordig evengoed niks gezegd. Toen ik nog niet op mezelf woonde niet natuurlijk. Toen was het al kritiek wat de klok sloeg. Behalve wanneer ik het goed had gedaan. Dan werd er niks gezegd. Geen schouderklopje of een duim omhoog. Niks, geen woord. Sinds ik uit huis ben, wordt er niks meer gezegd. Goed of slecht, gezwegen wordt er.

Die keer dat ik mij zo verheugde op de eerste uitzending van de CD show van twee uur, waar ik opeens niet naar mocht luisteren. Dat was echt een teleurstelling. Daar heb ik het al over gehad. Materieel ontbrak het mij aan weinig. Zoals moeder zo mooi zei toen ik liet weten dat ik net zo lief dood was: “Hoe kan dat nou, je hebt toch alles’. Inderdaad. Materieel misschien. Op andere gebieden kreeg ik niet wat ik wilde. Ik kreeg niet wat ik wilde en ben er naar op zoek gegaan. Geborgenheid, veiligheid, gezien worden, erkend worden. Ik ben er naar op zoek gegaan. Thuis kreeg ik het niet dus ging ik het op een ander zoeken. Ik kreeg het pas bij de families van mijn eerste relaties. Voordien en tussendoor vond ik het bij wildvreemden op weg naar het werk in de bus, of op het terras in gesprek met onbekende mensen. En ook maar in mindere mate bij vrienden die ik vond na de middelbare school. Ik ben in de loop van de tijd iemand geworden met een enorme bewijzingsdrang. Ik moest gezien worden. Als ik werd gezien, bestond ik. Als kleine jongen stak ik mij eerder weg, maar hoe ouder ik werd, hoe meer ik me wilde bewijzen, laten zien dat ik er ben. Als ik dat nu zo opschrijf, geloof ik dat dat eigenlijk pas de laatste 20 jaar is, dat ik zo er zo vol van ben om gezien te worden. Voor die tijd was ik zo onder invloed van medicijnen, die mijn gevoelens en emoties afstompten, dat ik hard geknepen moest worden eer ik besloot van me af te bijten.

In de relatie met Zawadi ben ik voor het eerst bewust tegen iets aangelopen, wat ik wilde maar niet kon krijgen. Ze woonde ver weg en was niet vaak te bereiken. Niet op de tijden dat ik het wenste of haar nodig dacht te hebben. Toen kwam er een klein voetstampend mannetje in mij naar boven. Zawadi was daar gauw klaar mee. Zij was op haar vrijheid, onafhankelijkheid en zelfstandigheid gesteld. Het was ook wel een beetje haar eigen schuld, omdat ze weinig zei en geen informatie wenste te verschaffen. Informatie, hoe summier ook, die mij had kunnen geruststellen.

Een paar jaar later had ik met Amaya een discussie. Ik wilde me spiritueel gaan ontwikkelen. Ik weet het nog goed. Ik wilde van haar weten waar ik het beste kon starten. Zij antwoordde met ‘Dat mag jij nog niet.’ Ik snapte daar niks van. Hoezo niet mogen? Ik was er nog niet klaar voor. Ze bracht het nogal bot, maar ze had wel gelijk. Het duurde nog zeker een jaar voor ik me spiritueel ging verdiepen.

Een tijdje later, toen ik mijn spirituele pad een heel eind gevorderd was en veel traumaheling etc had gedaan, kreeg ik de kans om Amaya iets te leren wat zij nodig had, maar wat in mijn nadeel zou werken. Ik leerde haar om assertiever te worden, zodat ze niet ongemerkt over haar grenzen liet gaan. Ik leerde haar om eerder nee te zeggen of te laten weten wat ze er van vond. Dat betekende dat ze bijvoorbeeld ging vertellen waar ze zin in had om te eten deze week, terwijl ik degene was die kookte en besliste wat we aten per week. Nu zij ook ging zeggen wat ze ervan vond en wat ze wilde, boette ik dus in op mijn vrijheid van kunnen en willen koken waar ik zin in had. Op deze manier lever ik graag wat ruimte in, omdat Amaya er beter van wordt. Ik krijg op het ene vlak misschien niet wat ik wil, oppervlakkig gekeken, maar onze relatie wordt er wel beter van. En dat is me dan veel meer waard.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.