Leven!

Gepubliceerd op 3 januari 2022 om 08:05

‘I want to live’- Gavin Friday

‘Shake everything you’ve got’- Maceo Parker

‘Mijn gedachten draaien in steeds enger wordende cirkels rondom hetgeen wat mij in mijzelf  gevangen houdt’- Jeroen Brouwers

 

Uitgaan, wil ik. Bij mijn vrienden zijn, wil ik. Lachen, wil ik. Praten, wil ik. Drinken, wil ik. Roken, wil ik.

En het liefst zo veel en zo vaak als mogelijk, dacht Guust toen hij zijn zoveelste Lucky Strike opstak en het weer was begonnen. Hij inhaleerde diep maar voelde zich niets beter.

Het was een vrijdagnacht, drie uur, in een plaatselijk café waar de drukte die er een uur eerder nog heerste haast volledig was opgelost. Sinds een klein half uur had hij het weer zitten.

Een gevoel dat zich voordeed als hij laat in de nacht, na twee uur, half drie nog wakker was. Een gevoel dat zich situeerde rond een litteken. (Het kuiltje in zijn voorhoofd boven zijn rechteroog, daar waar de haargrens getrokken was.)

Het was een raar gevoel. Het was een gevoel dat zich moeilijk liet beschrijven. En als het dan beschreven moest worden, dan het liefst door iemand die er mee bekend was. Maar zelfs dan nog was de gegeven beschrijving niet juist genoeg. Guust had het over een gevoel alsof zijn hoofd, dat hij voorstelde als een ‘iets’ dat geheel gevuld was, stukje bij beetje leeggemaakt werd. Alsof er iets uit vluchtte. Alsof door die ontstane lege ruimte iets begon te suizen wat de volheid van zijn hoofd steeds verder aantastte en wat op een bepaald, niet van te voren vast te stellen, moment tegen de schedel begon te kloppen. Of zoiets, zei hij er dan achter want hij wist dat het ook dat niet precies was.

Het was geen prettig gevoel. Maar echt onprettig was het ook niet. Er viel zogezegd mee te leven. En juist dat was het verraderlijke. Dat wist Guust. Dat wist Guust maar al te goed, maar hij wou er niet van weten.

En zo zat hij in dat dranklokaal rond een uur of drie achter een van zijn ontelbare Iceteas, aan een van zijn nog minder telbare sigaretten te lurken. Met dat opspelende gevoel in zijn steeds leger wordende kop - die zich pas weer volledig kon hervullen als hij een goede trok geslapen had. Maar in slapen had hij, al wist hij dat het beter zijn zou, geen enkele zin - en een constante stroom van, soms associatieve, gedachten.

“Guust, nog een Icetea?!” riep Enzo hem half vragend van de overzijde van de tafel toe. Guust keek op en gebaarde, hoewel zijn verstand tegenstribbelde, instemmend.

Hè, verdorie, dacht hij bij zichzelf, laat mij nu ook eens plezier hebben. Eens onder de mensen zijn. Ik ben al de gehele week vroeg naar bed gegaan. En daarbij al wordt het half vier, wat dan nog. Dan maak ik het morgen niet zo laat. Dat gedoe is al om één uur gedaan, dus dat komt goed uit.

Dat suste zijn geweten een beetje.

Dat gedoe was een concert van twee regionale bandjes voor welks hij een uitnodiging had gekregen. Het vond plaats in een grote tent die ergens buiten de stad neergeplant zou worden. Hij zou er samen met Silent Waters naar toe gaan. Om enkele bekenden van hen eens muzikaal aan het werk te zien.

Guust overzag met een gevuld glas in de hand het dranklokaal. Aan de bar hing nog altijd die zatte kloot die liever op zeventig meter hoogte op een dun plankje loopt dan op een wankel keukentrapje staat. (“Dat is geen kwestie van hoogte, maar van stabiliteit.”) Hij hing er nog als enige. Alleen. Aan Guust zijn tafel waren buiten hemzelf nog vier mensen over gebleven: Enzo Niq, Pinball, diens vriendin Shining Star en waiter. Door de luidsprekers schalden liedjes van de laatste dEUS-cd.

Voor Enzo’s neus stonden drie volle flesjes de Koninck, een Icetea, halfleeg en een glaasje Lambrusco, ‘voor de smaak’.

Pinball had een arm rond de vermoeide Shining Star geslagen, die met rode wangen en een glinstering in haar ogen, die veroorzaakt werd door de lamp die boven haar hoofd hing, eveneens het dranklokaal overzag. Waiter was druk in gesprek met Enzo, die deels met zijn rug naar Guust gekeerd zat en alweer een greep deed naar zijn pakje L&M, hoewel het Van Nelle shagje nog maar half opgerookt was.

Niet alleen in het hoofd begon het steeds leger te worden. Ook in de armen en benen drong het gevoel door. Alsof ze werden leeg gesuisd. Dit werd Guust gewaar toen hij zijn bijna tot aan de filter opgerookte peuk in de asbak uitdrukte. Het was vooral aan de linkerzijde, maar ook de rechterkant bleef nooit helemaal van enige virtuele leegte gespaard.

Rond het kuiltje in zijn voorhoofd was nu inmiddels ook een samentrekkend gevoel merkbaar.

Guust deed niet meer mee aan de gesprekken. Niet dat hij niet meer wilde, maar het begon hem steeds minder te interesseren. Laat staan dat hij zich nog goed kon concentreren op wat er allemaal gezegd werd. Hij wilde alleen nog maar zitten en kijken en roken. Maar ook dat deed hij met steeds minder genoegen. Het leegmakende gevoel tastte ook zijn beleving van wat er rond hem afspeelde aan.

Een uurtje geleden had hij nog wel met Pinball en Enzo zitten praten. Over wat ze in het voor hen liggende weekeinde zouden dan doen. Enzo wou naar een muziekhandel ergens in Rotterdam rijden. Des morgens vroeg want des middags om drie uur werd hij alweer geacht om ergens anders naar toe te gaan. Pinball had wel oren naar het concert dat de volgende avond plaats zou vinden. Hij was echter niet uitgenodigd en die waren inmiddels allemaal verdeeld. Geen probleem, had Guust gezegd. En hij had geopperd zijn uitnodiging te kopiëren. Meervoudig, want Shining Star wilde ook mee. Hij zou ze dan de volgende dag bij hen in de brievenbus steken.

Het was een voordeel dat Guust, voordat de aanvallen zich begonnen te openbaren, nog nooit iets alcoholisch had gedronken.

Hij werd zelfs panisch voor alles waar ook maar een klein beetje alcohol in zat. Hoe was dat zo gekomen? Bij de medicijnen die Guust kreeg, was volgens de neuroloog slechts een glas champagne tijdens Oud en Nieuw toegestaan. Dus geen pils voor Guust, geen whisky, geen cocktail, geen ouzo vooraf in een Grieks restaurant of samen met zijn ooitmalige lieftallige vriendin romantisch bij ondergaande zon van een glas witte wijn genieten.

De laatste tijd was hij al wat een beetje van die fobie bekomen. Hij dronk al eens een alcoholvrije - maar is daarmee gestopt toen ze hem in drie verschillende horecabedrijven eentje voor hadden gezet die ruim over de voorgeschreven datum was - en nam sporadisch een slokje van een vodka-jus van een van zijn vrienden.

‘Turnpike’ speelde. Zo een beklemmend lied. De ‘sound werkte niet echt bevorderlijk op Guusts gesteldheid. Het was alsof de muziek zijn hoofd binnensloop en in die ontstane leegte begon te gonzen tot het in de kleinste alkoofjes ervan was doorgedrongen. Al meerdere malen had Guust de drang gehad om dan het café uit te vluchten en de buitenlucht door zijn hoofd te laten waaien. Dat vermocht af en toe wat verluchting brengen.

Hij was trouwens al lang blij dat de tweede dEUS-cd in de lade van de installatie lag en niet ‘worst case scenario’. Van het drammerige ‘suds & soda’ en ‘via’ zou hij in deze toestand helemààl tegen de muren opgelopen zijn.

Waiter en Enzo waren druk aan het discussiëren. Waiter wilde hem bij het gesprek betrekken. Dat gebaar deed Guust goed. Maar hij kon niet meer aan de vraag beantwoorden. Hij knikte of glimlachte af en toe maar eens. Hij was al te ver heen om zich nog verbaal te mengen.

Zatte Kloot bestelde nog een pilsje en ging vervolgens pissen. Of kotsen, wie zou het komen vertellen. Na een half minuutje kwam hij weer tevoorschijn. Het was waarschijnlijk alleen pissen geweest. Hij hees zich op de barkruk en kreeg Guust in het oog. Hij stak zijn arm en een vinger in de lucht maar dat werden er vijf want hij kampte met evenwichtsstoornissen.

De veertiende sigaret werd de kop ingedrukt. Guust keek naar Zatte Kloot en bedacht dat hij er nooit ooit zoals hem bij zou zitten. Dat hij allenig aan de toog zou hangen, alla. Dat kon iedereen. Dat was geen kunst. Maar zo zat als een zwalkend oorlogsschip. Nee, dat nooit. En toch, en toch. Hoe lijnrecht het ook tegenover zijn angst voor alcohol stond; hij zou dat graag eens een keer willen doen. Zichzelf samen met zijn beste vrienden helemaal klem zuipen met alles wat voor handen zou zijn. Eens niet als enige van het gezelschap het nuchtere kalf. En met zijn allen het hele kot bont en blauw stomen met de rook van hun sigaretten. Het idee stond hem wel aan. Maar toch, maar toch. Hij zou niet durven. Daarvoor was Guust te schijterig. Dat durfde hij niet. Daar had hij geen ‘guts’ genoeg voor. Of nee, hij had ze wel, maar hij gebruikte ze niet.

Hij was een vat vol ideeën, fantasieën, dromen, plannetjes, heel de rotte nest. Het punt was echter dat Guust nauwelijks een van deze, in zijn groot brein afspelende, dingen ten uitvoer bracht. Of veel te laat, zodat het effect òf verkeerd was òf uitgewerkt nog voor er eenmaal sprake van kon zijn. Het speelde zich meer in zijn hoofd af dan in de realiteit.

Hoe dat kwam? Simpel. Guust was een grote twijfelaar, al zou hij dat zelf niet gauw toegeven. Guust twijfelde over de geschiktheid van zijn ideeën, fantasieën, dromen,……. Want Guust was een onzeker mannetje. Hij was zo onzeker dat hij alles eerst liet sudderen in zijn droomwereld. In een imaginaire wereld waarin alleen de gebeurtenissen kon manipuleren. In een droomwereld zoals iedereen die zou moeten hebben. In de wereld achter gesloten ogen. Op een paranoïde wijze werkte hij het in zijn ook tot in de wakkere toestand doorgedrongen wereld allemaal uit voordat hij het in praktijk bracht. Wat meestal niet of anders te laat gebeurde. Waarom? Omdat de tijd een deken legde over het aanvankelijke enthousiasme. En omdat het sudderen van die ideeën, fantasieën, dromen, plannetjes, heel de rotte nest alleen maar tot gevolg had dat hun dampen steeds penetranter in zijn brein walmden en Guust na verloop van tijd steeds harder dacht giftige bestanddelen in die dampen te ruiken.

Hoe omschreef hij het zelf? Guust had het over rede, ratio, het verstand en intuïtie, spontaniteit, gevoel, ziel, hart.

Het hart kwam altijd met de ideeën, fantasieën, dromen, plannetjes, heel de rotte nest. Lekker spontaan. Het deed dat op zo een overrompelende, overtuigende manier dat de rede er even niks tegen in kon brengen. Even maar. Want op een bepaald moment raakte de klap die de adrenaline-stoot teweeg bracht uitgewerkt en ontwaakte de rede uit de roes. En hoe meer tijd verstreken was na de geboorte van een plan, des te hoger rees de twijfel die was aangebracht door het analyserende en bekritiserende verstand. Die kritiek, versterkt door de factor verstrijkende tijd, leidde er toe dat Guust opeen bepaald moment zijn plan liet voor wat het was omdat het door de actuele omstandigheden was achterhaald. Of zoiets, voegde hij er dan aan toe, want hij vond dat hij ook dit niet goed onder woorden kon brengen.

Guust wenste soms dat de stem van zijn bekritiserend verstand niet zo krachtig was.

Zo ook die vrijdagnacht. Guust wilde kosten wat het kosten moest, want hij wilde van alles en nog wat en daarvan zo veel mogelijk, blijven plakken. Zijn hart zei ja, zijn verstand vond van niet. Deze keer luisterde Guust naar zijn hart. Het verstand sputterde tegen, begon kleine plaagstootjes te geven. Kleine plaagstootjes die twijfel moesten zaaien. Maar die vrijdagnacht lukte dat niet. Het verstand trok daarop conclusies.

De wijzers van de klok gingen hard in de richting van half vier. Zatte Kloot probeerde tevergeefs zijn laatste Camel vuur te geven. De twee geliefden gingen volledig in elkaar op, ieder in eigen dromen. Waiter en Enzo hadden nog altijd gesprekstof die van niveau kon getuigen. Ze waren, zover Guust het vanuit zijn innerlijke distantie kon beoordelen, nog niet aan het melige veel praten zonder iets te zeggen toegekomen. Even zo goed kon dat nog een hele tijd duren eer ze daar aan toe zouden komen. Beiden waren volbloedsnachtuilen en wisten pas van ophouden wanneer de aanpalende AH haar lichten al ontstoken had.

Guust peilde de mate van leegte in zijn kop, registreerde en analyseerde die en besloot op te stappen wanneer de caféklok precies op half vier zou staan. Toen het zover was - hij had vijf minuten lang bijna onafgebroken de gangen van het uurwerk nauwlettend in de gaten gehouden - nam hij zijn aansteker en vers pakje Lucky Strike, frommelde die in zijn jaszak en stond op. Hij tikte Enzo op de schouder.

“Stap je nu al op?” vroeg die geheel binnen Guusts verwachting. Guust glimlachte eens, knikte eens, groette iedereen en stapte het café uit, de frisse lucht in.

Via een binnenweg kuierde hij huiswaarts met een suizend, kloppend gevoel in zijn hoofd, en in zijn linkerarm en linker been.

Diep inademen. Guust deed het toen hij meende dat de leegte de gehele linkerkant van zijn lijf zou vullen en, tegen de gangbare regels in, tot een aanval zou overschakelen. Met wijd open gesperde ogen keek hij de donkerte en stilte van zijn kamer in. Zijn hart bonsde gelijk zot in zijn keel, die rauw aandeed van het vele roken. Steeds sneller, steeds sneller ging het. Alsof het op de hielen gezeten werd.

Hij had nog nooit een aanval gehad als hij nog in slaap moest vallen. Guust meende dat het ook nu zo’n vaart niet zou lopen.

Even later had het hard zich weten te verschansen. Guust lag evenwel onrustig. Ondanks het tijdstip en de vermoeidheid kon hij de slaap niet onmiddellijk vatten. Zijn gedachten draaiden in rondjes. In rondjes waarin hij steeds minder ademtocht kreeg. Het was alsof de gedachtencirkels steeds nauwer werden na iedere rondgang. Om de aandacht af te leiden probeerde hij zich te concentreren op het suizende gevoel. Het te registreren. Het te analyseren. Het resultaat te toetsen aan zijn zelf bedachte, meer op bijgeloof dan wetenschap steunende, theorie (als je iets verwacht, komt er niets; verwacht je het niet dan komt het langs) tot een conclusie te komen. Dat laatste deed hij al sluimerende. Onder het fluisteren van de woorden “het komt allemaal goed” zocht Guust vervolgens zijn favoriete slaaphouding op. Zijn gedachten bleven doordraaien. In enger en enger wordende cirkels. Rond, rond, rond. Steeds sneller. Steeds harder.

Zo snel, zo hard, dat hij zijn ogen af en toe moest ontsluiten.

Als een geluidsinstallatie. Guust bezag zichzelf als een geluidsinstallatie. Een geluidsinstallatie die cd’s kan laten afspelen. Of bandjes. Of signalen van radiozenders uit de ether kan plukken. Een doodnormale installatie op het eerste gezicht. Maar. Niet op het eerste gehoor. Want. Het is een apparaat waarbij de luidsprekers geen kik geven. Ook al druk je je oor tot moes tegen de dempers. Nadat je de volumeknop vol open hebt gedraaid. Het is een installatie die de op te vangen signalen perfect registreert. Ze registreert en weet om te zetten in. Geluid. Maar. Het niet weer geeft.

Het is een installatie die het weer te geven geluid binnenhoudt. Binnen. Houdt. Steeds meer. Registreert. En omzet. Steeds meer. Die voller geraakt. Vol van onuitgesproken geluid. Totdat. Die kluwen van klanken op een bepaald. Niet van te voren. Vast te stellen. Moment tegen de wanden van de installatie. Begint te bonken. Steeds harder. Steeds meer. Registreren. Omzetten. Voller en voller. Feller en Feller. Maar nog altijd….. stilte. Uit de luidsprekers. Die schijnbaar onoplosbare, verraderlijke stilte. Het kraakbeen tot pulp verworden.

En dan. Op een nog onverwachter. Moment. Juist wanneer je denkt. Dat het met bonken gedaan is. Slaat de cd. Over. Draait het bandje. Dol. Storen de signalen van de radiozenders. Kortsluiting. Een explosie in aantocht. Een kakofonie van geluid komt. Uit de boxen. Geknald. Een onontwarbare kluwen. Van klanken. Kraakbeen tot pulp. Trommelvlies aan flarden. De klankenwollenbol ontwikkelt zich. Totdat er een Monotoon. Wild opzwepend monotoon. Wild wild. Monotoon. Ritme. Over….blijft.

Sh. Sh. Sh. Shake everything you’ve got!

Na een explosie lag de bedrading naar de linkerzijde van zijn lijf volledig in puin. Het was dan voor een onafzienbare tijd niet mogelijk een been te buigen, laat staan kwiek uit bed te stappen om een plas te gaan doen. Voortbewegen zou slechts mogelijk zijn zoals een aan het onderlijf verlamde: liggend schuifelen over de vloer, met gebruik van beide armen.

Maar aan voortbewegen werd nooit gedacht. Hoewel de mechaniekers met iedere volgende explosie bedrevener waren geworden in het repareren. De onafzienbare tijd was aldus geleidelijk teruggebracht van een halve dag tot minder dan een half uur. Wel werd er gedacht aan slapen, veel slapen. Want je was doodop. Na een explosie.

Maar van slapen kwam weinig. Je was zo moe dat je niet slapen kon. En maar ging praten. Praten, praten. Veel praten. Ondanks weinig rust. Over twijfels, angsten, rede, verstand, geluk, gevoel, veel dingen die je wil doen, over dingen die je niet wil doen, over alles, over niets.

Valavond, twaalf uur nadien. Guust had eindelijk weer rust gevonden. Hij sliep. Hij droomde. Zijn gedachten tolden in cirkels, steeds enger, steeds enger:

Slapen. Slapen! Nu? Vergeet het. Plezier maken. Lachen, feesten. Shake everything you’ve got. Roken. Drinken. Met Sealed Lips. Met Beescook. Met iedereen die hier aanwezig is. Roken en drinken. Feesten. Ik zorg voor muziek. Shaking everything we’ve got.

Guust, nog een Icetea? Nee, geen non-alcoholische bucht. Vandaag niet. Vanavond niet. Vannacht niet. Morgenochtend niet.

Vandaag drank. Vandaag veel drank. Alcoholische drank. Veel, veel alcoholische drank. Niet wachten op het leegmakende gevoel. Het simpelweg weer vol gieten.

Drie flesjes De Koninck. Een Lambrusco voor de smaak.

Maat kennen . Leer maat kennen . Leer vooral maat kennen .

Maat kennen? Maat kennen? Er is vandaag geen maat. Iedereen is mijn maat. Iedereen is elkaars maat.

Lachen, feesten. Muziek: radio, bandjes of cd. Shaken, drinken, roken. Lucky Strike, Gauloises. Cirkeltjes. Pinball en Shining Star. De glinstering in haar ogen is echt. Nu niet meer vanwege een toevallig boven haar hoofd hangende lamp. L&M, Camel. Dag Zatte Kloot, hoe is-ie. Hand opsteken. Een vinger is niet genoeg. Je mocht eens vallen.

Roken tot je ogen rood zien. Het rood van ogen na een nacht slapen met lenzen in. Waterachtig rood, dat rood. Marlboro. Caballero. Met sloffen ineens.

Vanavond, vannacht, morgenochtend, drank, jongens. Om de komende leegte vol te gieten. Bier, jongens, veel, veel bier.

Drie flesjes De Koninck. Pils, Palm, een Corona. Laat me alles proeven. Laat me alles proeven wat je hebt.

Lachen, roken. Een van Nelle shag. Rook door neusgaten.

Leef met mate. Met mate moet je leven. Niets is beter dan leven met mate .

To hell met matig leven! Tegen mijn kin met matig leven. Deze nacht niet. Deze nacht vooral niet. Deze nacht zal zijn vol overvloed. Proost: op de liefde, op het leven, op de leegte, die niet toeslaat. Kom hier en laat me alles proeven wat je hebt. Shake everything. Want ik leef! Vanavond vannacht tot morgenochtend. De leegte trotserend. Leven! Dat is wat ik wil godver…

Waarom vloeken? Dat is toch nerg..

Stop it! dat voortdurende gezeik. Hou op, hou op. Vandaag doe ik wat ik wil. Gauloises. Drie Koninck Lambrusco. Laat me je proeven. Shake everything you’ve got. Sh-sh-shake. Zie mij bewegen. Sh-sh-shake it. Wietel wietel. Silent Waters, de golven komen! Hij hoort me niet. Shake it, shake it. Waar is Zatte Kloot? Op een wankel keukentrapje?

Zie mij. Zie mij leven. De leegte trotserend. Is dit geen mooie muziek? Shake everything I’ve got. Wietel. Leven! Leven! Wietel wietel. Shaking. Voel mij bewegen! Voel mij bewegen! Zie mij bewegen! Sh-sh-shaking. Ev-ery-t-h-ing.

Hoor-mij-be-we-gen!

Héla!

Oewoi!!?!!

Is iedereen doof?

Hé!!!!!!!

1996 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.