Week 42: Hoe anderen zouden horen te leven, volgens mij

Gepubliceerd op 31 oktober 2022 om 13:49

‘Dat doe je zo toch niet?’ ‘Dat doen wij toch ook niet?’ ‘Zo is het en niet anders.’

Ik heb het er al een paar keer over gehad. Deze keer duik ik dieper in op het onderwerp. Het onderwerp van dit stuk is mijn denkbeeldig boek van regels en reglementen, gedragscodes en meer van dat.

‘Toevallig’ ben ik de laatste weken in mijn eigen leerproces hiermee bezig. Ik heb het nog niet helemaal helder en uitgevist, maar dat komt misschien zomaar tijdens het schrijven van dit stuk.

Even een disclaimer dus: Sta er niet van te kijken, dat dit stuk alle kanten op vliegt.

Het is niet gek, dat mijn ‘boek’ van regels en gedragscodes in de eerste jaren serieus is beïnvloed door ouders, onderwijs en maatschappij. Mensen en kinderen die iets mankeren kunnen per definitie niet gelukkig zijn. Mensen die wat meer excentriek zijn, mag je gerust belachelijk maken, maar dien je wel te vermijden als je ze op straat tegenkomt, net als de ‘ongelukkigen’ en de gewone werkmensen. In feite is het een basisregel om je met niemand in te laten, behalve met mensen ‘van ‘onze’ eigen (midden)stand’. Mijn beste vriendjes waren dus kinderen van andere winkeliers, middenstanders. Ik kan me nog herinneren dat er op een bepaalde manier wat denigrerend werd gesproken over ‘gewone’ werkmensen, zoals de buren van 3 huizen verder. Dat snapte ik niet heel goed. Ik kon mijn hoofd daar niet goed rond krijgen.

Ouders heten niet voor niks ouders. Dat wil zeggen dat ze ouder zijn dan ik ben. Voor een kind is dat reden genoeg om aan te nemen dat die mensen het dus wel zullen weten, op basis van hun ervaring. Ik heb dus een tijdje ook diezelfde insteek gehad. Maar niet voor lang. Al gauw voelde het niet meer goed om mee te doen met excentrieke mensen bekritiseren. Ik lachte nog wel halfhartig mee, voor de schijn. Maar niet van harte. Als ik bij de genoemde buren ging spelen was dat vooroordeel ineens weg en voelde ik mij, schuldig bijna, op mijn gemak.

Ik heb het altijd apart gevonden dat mijn ouders bijna nergens op bezoek gingen. De ouders van mijn eerste vriendin kwamen wel op mijn verjaardag, maar ik kan me niet heugen dat mijn ouders daarnaartoe gingen. Het waren werkmensen, zal dat meegespeeld hebben? Dat is niet helemaal duidelijk, want mijn tweede relatie was met een dochter van een middenstander. Toen kwamen ze ook niet op haar verjaardag. Waarschijnlijk was haar vader wat te excentriek. Ze gingen wel in zijn restaurant eten. Dat dan weer wel.  Ik heb dat gedrag nooit goed kunnen snappen. Waarom wel uitnodigen, maar zelf niet gaan?

Dat is heel tegen regels uit mijn eigen boek. Ik vind excentrieke mensen juist interessant omdat ze excentriek zijn. Voor een deel waarschijnlijk omdat deze mensen mij voorspiegelden dat ik daar zelf wat meer van mocht hebben, van het laten zien van mijn eigenheid. Ik merkte bovendien dat ik me veel fijner, veel meer gezien, voelde bij ‘gewone’ werkmensen thuis. Waarom deden mijn ouders dan voorkomen alsof gewoon of excentriek minder was? Ik snapte dat niet, maar begreep het wel.

Definitief voor mijn mening gaan staan, duurde wat langer. Als je een eigen mening hebt die anders is dan de algemene mening, thuis of in de wereld, kun je hem beter maar niet uiten. Mijn ervaring leerde dat het toch uiten van mijn mening erin resulteerde dat mijn gedachtengoed vervolgens belachelijk werd gemaakt, bekritiseerd om vervolgens gewoon voor altijd stilgezwegen te worden. Mijn mening mocht er dus niet zijn in mijn beleving. Mijn ouders valideerden mijn mening nooit, omdat hij niet overeenkwam met hun eigen mening en alleen al daarom van vroeger uit belachelijk werd gemaakt (het ‘waarom maken ze dan snoep’ verhaal).

In mijn beleving is er eigenlijk nooit eens goed een discussie gestart over het hoe en waarom van ieders mening en dat deze, hoewel verschillend, rustig naast elkaar mogen bestaan. ‘Wij hebben deze mening, die moet jij dus ook hebben’. Discussie en onenigheid dat bestond bij mij thuis niet. Het was zo en niet anders. Een andere mening werd dus niet gewaardeerd, mocht niet bestaan, werd mee omgegaan alsof deze er niet was.

Dat ik het gevoel heb dat mijn mening er niet mocht zijn, kent daar zijn grondslag. Ik vond dat heel onrechtvaardig. En nu nog steeds. Ik mag het misschien niet eens zijn met de mening van iemand anders. Ik laat hem wel bestaan. Ik ben er juist in geïnteresseerd en wil graag het hoe en waarom weten van de mening. Want misschien kan ik er zelf ook iets van opsteken. Toen iemand mij begon uit te leggen dat de aarde best eens plat zou kunnen zijn, had ik daar eerst mijn twijfels bij. Ik luisterde heel goed naar zijn verhaal. Ik was niet overtuigd, maar was wel nieuwsgierig geworden en ging zelf op onderzoek uit om er meer over te weten te komen en mijn mening over te vormen (en uiteindelijk bij te stellen).

Heel de story over het hebben van een afwijkende mening en hoe er in het gezin mee werd omgegaan, heeft er wel toe geleid, dat ik heel lange tijd niet op een gezonde manier mijn mening heb kunnen uiten. Ik was altijd boos of geïrriteerd als ik mijn mening uitte. Omdat ik hem te lang niet had uitgesproken, wist hoe erop gereageerd zou worden. Ik anticipeerde al op de te verwachten reactie. Mijn mening kwam er over het algemeen dus ook niet uit op een manier die uitnodigde om verder te discussiëren. Wat ik eigenlijk juist wel zou willen. Een vicieuze cirkel ontstond waaruit veel ruzies uit zijn voortgekomen, omdat ik op een ongezonde manier mijn mening uitte. Hoe langer deze situatie duurde hoe meer ik, als ik mijn mening dan eens mocht uitleven, de ander dwong om ernaar te handelen. Dat kweekte ook geen sympathie. En sympathie was juist al waar ik naar op zoek was. Het heeft geduurd tot ik mij bewust werd (gemaakt) van mijn gedrag en waar het vandaan kwam en hoe ik het kon omkeren. Ik wil heel graag meningen uitwisselen en ervan leren. Ik wil niet ten koste van alles aan mijn eigen mening vasthouden, maar deze uitbreiden en verfijnen, door mijn mening naast andere meningen te leggen en ervan te leren. Een heel belangrijke regel in mijn boek. Een regel die niet staat in het boek dat ik in het begin van mijn beïnvloeding heb gekopieerd.

Iets anders is het verantwoording nemen voor het eigen gedrag. Ik kan bijvoorbeeld niet snappen, dat mensen iets doen tegen iemand anders en dat vanzelfsprekend vinden. Maar wanneer ze hun eigen gedrag terug gespiegeld krijgen, dan vinden ze dat niet acceptabel. Heel eenvoudig bijvoorbeeld, wel verwachten dat iemand bij jou op de verjaardag komt, maar wanneer gevraagd, weigeren bij de ander op visite te gaan. Of lachen met iemand, iemand belachelijk maken, en dat normaal en vanzelfsprekend vinden, maar de wereld is te klein als je het een keer terugkrijgt. Plus wel, gevraagd of ongevraagd, voor iemand zorgen, maar weigeren toe te laten, dat iemand anders zorgzaamheid wil en kan teruggeven als de nood daar is. Voor mij staan geven en nemen in evenwicht. Zowel bij goede als slechte daden. Ik ben mij daar, soms pijnlijk, van bewust. Mijn kruis is, dat ik nogal snel iets heel persoonlijk neem. Dat kan heel mooi zijn, maar vaak is het een net zo’n groot ongemak.

Mijn omgeving heeft mij dus aardig beïnvloed, zoals dat gaat bij ieder kind, neem ik aan. Ik heb op de een of andere manier een ingebouwde bescherming gehad, dat ik mij niet geheel heb laten meeslepen in de story van mijn ouders. Ik had al gauw mijn eigen regels en al gauw in de gaten, dat die op heel veel punten hevig anders waren dan die van mijn omgeving. Het is mij heel tegengevallen, al had ik beter kunnen weten, dat mijn ouders niet goed waren in het terugontvangen wat ze zelf gaven. Dat heeft bij mij tot nogal wat frustratie geleid. Frustratie die ontstond omdat ik mij in de situatie onderdompelde en mezelf niet genoeg tijd en ruimte toestond om uit te zoomen en uit te zoeken, wat er nu werkelijk aan de hand was.  Toen ik eenmaal doorhad hoe mijn ouders in elkaar zaten, kon ik er beter mee overweg.

Anderen frustreren mij eigenlijk nogal makkelijk, eens ik doorkrijg dat hun geven niet overeenkomt met hun incasseren. Iets wel van een ander verwachten, maar zelf weigeren te geven. Ik hang aan veel dingen te veel waarde. Eigenlijk net zoiets als mij te veel te persoonlijk aantrekken. Ik beleef de wereld intenser dan de meeste mensen. Een miniem puntje van kritiek, kan bij mij aankomen als een mokerslag, als ik maar slecht genoeg in mijn energie zit. Aan de andere kant kan een vriendelijk woord van een voorbijganger mijn hele dag maken.

Ik had mij definitief veel minder gefrustreerd en had mij een heel pak minder verbitterd gevoeld, wanneer de mensen in mijn omgeving hadden gedaan, wat ze volgens mij behoorden te doen. Maar God en het menselijk brein zijn ondoorgrondelijk en werken op mysterieuze manieren die mijn logica vaak tarten.

Wat staat er dan eigenlijk in mijn boek van hoe iemand zou moeten leven? Iemand behoort te allen tijde en heel het leven door, de instelling te hebben, dat je iedere dag jezelf (en daarmee de wereld) kunt verbeteren. De beste versie van jezelf is altijd aan verandering onderhevig. Een aantal jaren terug stuitte ik op een filosofie van Dabrowski, de theorie van Positieve Desintegratie. Ik heb een aantal van zijn boeken gelezen. Ik kwam erachter dat mijn hele leven in het teken staat van ‘Personality Shaping through Positive Desintegration’. Bij mij staan rechtvaardigheid, eerlijkheid, integriteit vooraan in mijn boek van regels. Ik heb het er dan ook behoorlijk moeilijk mee, dat ik veel mensen, ook de mensen die mij na staan, iets zie doen of hoor zeggen, wat niet aan die standaard beantwoordt. Een kind beloven dat er als hij volwassen is, 18 dus in mijn beleving, wel naar hem geluisterd wordt. Verbolgen dat ik was dat dat geen bewaarheid werd. Onterecht en onrechtvaardig tot en met. Mezelf zodanig in die emotie vast draaien dat ik er letterlijk ziek van werd. En pas later snappen dat mijn ouders dat zeiden om op dat moment van de situatie verlost te zijn. In de verwachting dat het kind het zou vergeten. Daar hadden ze zich misrekend. Ik herkende iets soortgelijks wel, bij wat anderen tegen hun kinderen zeiden. “Als je stout bent, dan vertel ik het tegen de politie, (of Sinterklaas, afhankelijk van het jaargetijde).” Het vergelijkbare trucje wat mijn ouders toepasten, vond ik minder doorzichtig. Vandaar dat die uitspraak zo lang is blijven hangen. Toen het moment eenmaal daar was, redden mijn ouders zich uit de situatie, door te zeggen, dat zij wel zouden bepalen of en wanneer ik volwassen was. Dat triggerde mijn onrechtvaardigheidssnaar tot en met. Toen heeft het even flink gestuifd. Mijn ouders wisten daar dan weer totaal geen raad mee. Met AldezAldez die zich geen raad wist met zijn boosheid, waardoor deze er niet uitkwam zoals ik het zou willen.

In mijn boek van regels staat ook dat iedere individu anders is. Ik vind het belangrijk dat ik de ander leer kennen. Weet wie hij of zij is en dat ik op die manier, mijn benadering toespits op de persoon die ik tegenover me heb. In de wereld zie ik dat eigenlijk uitgegaan wordt van de gemiddelde mens. Waardoor degenen die buiten dat gemiddelde vallen eigenlijk nooit benaderd worden op hun frequentie, hun niveau, op basis van hoe zij in elkaar zitten. De excentriekelingen, de andersbegaafden, en andersbewusten. Ik ben iemand die daar heel goed op let, maar ik betrap me er net zo goed op, dat ik geregeld de mist in ga. Dan ga ik met mezelf in gesprek om uit te vissen en te bekijken wat er beter kan en hoe ik dat kan bewerkstelligen. Mijn innerlijke criticus is streng maar rechtvaardig. Ik ben zelf iemand die op- en aanmerkingen op wat ik doe of wie ik ben, heel persoonlijk aantrek. Soms terecht, maar veel vaker onnodig, omdat het niet per se een opmerking is die tegen mij gericht is. Alsnog, zal ik mezelf dan helemaal uitpluizen of er inderdaad niet ergens iets is wat ik beter kan doen een volgende keer. De opmerking was niet aan mij gericht, en toch trek ik het me aan. Er schort volgens mij iets aan de manier van kritiek uiten en de intentie die eronder ligt. Mijn intentie is om kritische opmerkingen te plaatsen met de bedoeling om de ander beter te maken. Wat ik persoonlijk veel vaker voel, zie, hoor en bemerk, is dat kritiek door anderen geuit wordt met de bedoeling dat hun manier beter is en daarom overgenomen moet worden. Dat is enorm tegen mijn zere been. Het gaat vooral over het gebruik van het woordje ‘moeten’. Ik vind dat bijzonder ongepast.

Dat brengt mij bij een volgend heel belangrijk punt in mijn boekje van regels. Ben je enorm bewust van hoe je iets zegt. Zeg wat je bedoelt en gebruik daarvoor de juiste woorden. Besef heel goed wat je zegt.  Ik ben daar, zeker voor mezelf, enorm streng op. Ik dien mezelf nog geregeld te verbeteren. Ik ben er wel zo bewust mee bezig, dat ik het gelijk doorheb, als ik iets zeg met de verkeerde woorden. Dan weet ik het gelijk aan te passen. Ik heb geleerd dat het zo belangrijk is hoe je iets zegt, wat voor woorden je eraan geeft. Resultaten leerden mij ook, dat het gebruik van de juiste woorden dus ook loont.

Omdat ik in de eerste periode van mijn leven niet bewust in de gaten had, hoe het leven in elkaar zit, heb ik mij enorm op lopen vreten over waarom de anderen het niet zagen zoals ik het leven zag. Deels gevoed door die fameuze ‘later als je groot bent’ opmerking, heb ik lang nagestreefd en nagejaagd, wat van eerst af aan een onmogelijkheid zou zijn. Mijn ouders meenden niet wat ze zeiden. Dat besef kreeg ik pas onlangs. In die tussenliggende periode heeft de verontwaardiging en boosheid geleid tot een enorme berg aan verbittering in mezelf. En dat doet me pijn, letterlijk en figuurlijk. Dat is de consequentie die ik draag voor niet op tijd loslaten en niet op tijd doorhebben hoe de vork in de steel zit.

Niet iedereen heeft dezelfde levensfilosofie, dezelfde mate van bewustzijn, intelligentie en wat al niet. Dat is mede de reden, waarom ik nog altijd weinig aansluiting heb op het gebied van hoe ik in het leven sta. Was ik mij wat vlugger bewust geweest van wie ik ben en wat ik kan, dan had ik mij veel eerder gerealiseerd, dat ik over het algemeen anders denk dan de meeste mensen, dat ik in de ogen van mijn gezin van afkomst de excentriekeling ben. Maar ik heb het, in de lijn van de filosofie van mijn ouders, altijd belangrijk gevonden om erbij te horen. Ik heb altijd zo goed mogelijk geprobeerd om net als de anderen te zijn. Maar dat lukte nooit van harte. Pas toen ik losliet dat ik moest zijn als de ander om erbij te horen, kwam ik erachter dat ik misschien altijd heb gedacht dat ik erbij hoorde, maar dat dat eigenlijk nooit echt zo is geweest.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.